Vorige week deed me denken aan de winterse periode van drie jaar geleden, waarin er geen einde leek te komen aan de sneeuw en ik van narigheid maar lopend naar mijn werk ging.
Die periode werd mij toen te veel en was voor mij de aanleiding om nog eens goed te overwegen of ik wilde blijven werken. Wat er dus uiteindelijk toe leidde dat ik ontslag nam en nu alweer tweeëneenhalf jaar geniet van het werkloze leven. (Nog steeds een heel goede keuze!)
Afgelopen week was ik blij dat ik niet hoefde te werken.
De eerste week kou kon ik me nog redelijk redden. In het begin liep ik zelfs op één dag twee keer een uur. Al snel merkte ik dat het heen en weer lopen naar school wel voldoende was (normaal gaan we fietsend naar school, maar dat was met de sneeuw niet te doen) en liet ik de extra wandelingen voor wat ze zijn. Maar verder ging het goed.
Na een heel guur weekend met een snijdende, koude wint en een flink pak sneeuw als toetje, zei mijn lijf vorige week echter: ‘Stop, ho, niet verder!’
Mijn vingers waren stijf en soms rood, mijn polsen pijnlijk, mijn benen voelden stijf en tegelijk als pudding. Zelfs het foto’s inplakken lukte maar met moeite en door de droge atmosfeer waren mijn ogen gevoelig, waardoor lezen ook niet echt een optie was. Toen had ik het wel even gehad.
Maar ik heb het overleefd en eigenlijk ging ik me al snel weer beter voelen. Hoe?
Door rustig aan te doen, door nóg een stapje terug te doen en te accepteren dat ik nu eenmaal een mindere week had. Ik besefte dat ik me heel lang heel goed had gevoeld en dat het nu eenmaal zo was dat ik me nu wat minder goed voelde. Alleen al door dit te accepteren kreeg ik ruimte in mijn hoofd. Want van mezelf zielig voelen en balen van wat allemaal niet lukt, ga ik me echt niet beter voelen. Integendeel.
Nu is de sneeuw zo goed als weg, de zon schijnt en vanochtend zijn we weer lekker op de fiets naar school geweest. Heerlijk!
Groetjes, Esther
Op naar de lente!
BeantwoordenVerwijderen