maandag 30 mei 2011

Niks doen; ik vind het niks

Afgelopen week heb ik niks gedaan. Nu ja, bijna niets.
      De week begon met gigantische rugpijn. Een souvenirtje van een avondje uit in een restaurant, waar het eten heerlijk was, maar de stoelen een stuk minder en bovendien krap opgesteld. Door twee drukke weken ervoor kon mijn rug waarschijnlijk al niet veel meer hebben en die avond heb ik mijn rug verdraaid.
      Gelukkig heb ik een fysiotherapeut die mijn klachten goed weet te verhelpen en die voor mij meestal op korte termijn een plekje heeft. Dinsdagochtend kon ik al bij hem terecht. Toen bleek dat de SI-gewrichten in mijn heupen niet meer goed zaten, waardoor mijn hele rug in een kronkel liep. Dinsdagochtend heeft de fysiotherapeut de linkerkant goed gezet en vrijdagochtend de rechterkant en daarnaast nog wat wervels goed geduwd. Beide keren ging ik naar huis met de opdracht geregeld te lopen, omdat door het lopen met weer goed staande SI-gewrichten de kronkel in mijn rug moet verdwijnen. Komende dinsdagmiddag mag ik weer heen. Ik ben benieuwd of mijn fysiotherapeut nog meer gewrichten, wervels of ribben vindt die verkeerd staan.
      Door de bezoeken aan de fysiotherapeut, het verplicht lopen en ook door de pijn en de vermoeidheid die dat met zich mee brengt, kon ik me nergens toe zetten. Maandagochtend heb ik nog aan mijn boek geschreven, maar zat toch niet echt lekker achter de laptop. ’s Middags ben ik mijn bed in gedoken. Liggen, rust, slapen!

Dinsdag en woensdag bleef bovendien Rick nog eens ziek thuis. Hij was niet echt ziek, maar ook verre van fit. Zijn buik voelde niet lekker en hij zag er ook niet echt energiek uit. Normaal gaat hij heel graag naar school – hij vindt het veel te leuk om nieuwe dingen te leren – en daarom nam ik zijn klachten serieus. Hij heeft twee dagen rustig aan gedaan én genoten van de aandacht van mij. Wat dus inhield dat ik nergens aan toe kwam. Wel hebben we samen boodschappen gedaan, dus ik kwam strikt genomen nog wel èrgens aan toe. Rick vond het heerlijk om met mij samen op stap te zijn en dit als geheimpje te houden voor zijn broer en zusje.
      Donderdag ging hij weer naar school. Hij was nog steeds niet super fit, maar echt te goed om nog langer thuis te blijven. Bovendien kwam donderdag de volgende tijdslurper.

Op donderdag werd onze nieuwe overkapping bezorgd.
      Achter het huis hebben we een veranda. De overkapping hiervan had Freek vijf jaar geleden zelf gemaakt van hout en goedkope platen. Een soort uitprobeersel. Na vijf jaar trouwe dienst en na een dikke laag sneeuw afgelopen winter waren de platen aan vervanging toe. We besloten om alles te vervangen en een compleet pakket te bestellen. Het wordt dus helemaal netjes bij ons achter, maar voor het zover is . . . .
      Zoals te verwachten kwam de vrachtwagen met onze overkapping later dan gepland. Bovendien kon de vrachtwagen niet tot ons huis komen, waardoor Freek een grote afstand met palen van vijf meter en platen van drie meter moest lopen. Samen met de heftige wind van die dag en het feit dat zijn rug ook niet best is, was dit een flinke tegenvaller.
      Zo waren er meer dingen die op het eerste gezicht tegenvielen. En ook tijdens het bouwen bleek alles net even anders te werken dan gedacht.
      Door de situatie te nemen zoals hij is en de tijd te nemen om alles goed te bekijken, te plannen en te doen – met af en toe een vloek als het wel heel erg tegenzat – is het Freek gelukt om de overkapping te plaatsen. Mijn aandeel bestond uit meedenken, af en toe een meetlint of paal vasthouden, een kopje koffie verzorgen en vooral aanwezig zijn.
      Afgelopen zaterdag waren we twaalf jaar getrouwd en inmiddels weten we wat we aan elkaar hebben. We hebben deze verbouwing dus ook weer overleefd.
     
Kortom: een bewogen week, waarin ik niet ben toegekomen aan alle dingen die ik zou willen doen.
Dat komt komende week wel weer. Of niet . . . .

Groetjes, Esther

maandag 23 mei 2011

Avondje uit met fibromyalgie

Nooit ben ik echt een uitgaanstype geweest. Dansen in de disco was en is niet aan mij besteed. Wel vond ik het gezellig om naar een cafeetje te gaan om daar, onder het genot van een drankje, wat te kletsen en rond te kijken. Kijken hoe anderen zich uitsloven, hoe anderen ladderzat aan de bar hangen en zich strompelend en steun zoekend een weg naar buiten banen. En kijken naar het andere geslacht om te zien of iemand de moeite waard is.

In de loop der tijd is het uitgaan alleen maar minder geworden.
Mijn favoriete café was niet meer toegankelijk voor mij, aangezien het leukste deel boven is en ik geen trap meer kon lopen. Wanneer ik toch eens mijzelf naar boven hees, was het publiek inmiddels flink verjongd. (Of was ik ouder geworden?)
Lang staan redde ik niet meer en op een barkruk hangen behoorde ook niet meer tot mijn mogelijkheden. Tja, en zitten aan een tafeltje terwijl iedereen om je heen staand met elkaar kletst; daar is de lol snel af.
Bovendien was ik inmiddels voorzien van een leuke partner (waar ik nog steeds gelukkig mee getrouwd ben). Dus daarvoor hoefde ik ook niet meer op stap.
Natuurlijk vonden zowel ik als mijn partner het jammer dat het uitgaan er voor mij niet in zat. Maar we accepteerden dit als een gegeven feit.

Ons leven veranderde steeds meer. We gingen samen wonen, trouwen, er kwamen kinderen. Kortom, we settelden ons en ik had niet meer de behoefte om aan een bar te hangen.
Mijn spaarzame avondjes uit bestaan vooral uit uiteten gaan en, eens in de zoveel jaar, een bezoek aan een concert van Ilse DeLange.

Een paar keer per jaar ga ik uiteten met oud-studiegenoten van mijn HBO-opleiding. We wonen verspreid over de westelijke helft van het land. Uit eten gaan in een restaurant ongeveer in het midden van  onze woonplaatsen is de meest handige manier om af te spreken. En het is natuurlijk lekker en gezellig.
Afgelopen zaterdag was het zover. Het was gelukt om een datum te prikken waarop we alle vier konden. Toen ik kwam aanlopen vanaf de gehandicaptenparkeerplaats, maakte één van mijn vriendinnen de opmerking: “Dat gaat soepel, die kaart heb je ook niet meer nodig.”
Nu moet ik bekennen dat het lopen ook steeds beter gaat. Dankzij veel oefenen en discipline.
Achteraf realiseerde ik mij dat ik die middag nog geslapen had, om energie op te doen voor de avond. Tegen de tijd dat ik bij het restaurant aankwam, was ik net weer een beetje opgestart. Het klopte dus wel dat ik er energiek uitzag en energiek liep. Zo voelde ik mij op dat moment ook.

Het werd een gezellig etentje. Het eten was lekker en we hebben heerlijk kunnen bijkletsen.
Thuis in bed merkte ik dat dit avondje toch intensiever was dan ik had verwacht. Mijn handen leken wel in brand te staan. Het voelde alsof het bloed in mijn handen kookte, waardoor dit bloed meer ruimte nodig leek te hebben. Hierdoor voelde mijn huid gespannen aan en een vreemde tinteling ging door mijn vingertoppen. Van narigheid heb ik mijn handen maar bovenop het dekbed neergelegd. Koelen!
Uiteindelijk ben ik, door mijzelf bewust te ontspannen en daarmee tegelijkertijd de pijn in mijn handen, het geluid van een tuinfeestje bij de buren én het gesnurk van Freek te negeren, in slaap gevallen.

De volgende dag voel ik me nog steeds niet op en top, maar dat zal de komende dagen wel wegtrekken. Ik ga rustig mijn gangetje, doe weer wat actiever mijn yoga-oefeningen, wandel elke dag en ga op tijd naar bed. Over een paar dagen voel ik me hopelijk weer net zo energiek als toen ik bij het restaurant aan kwam lopen.

Groetjes, Esther

dinsdag 17 mei 2011

De kop is er af.

Vorige week heb ik het schrijven aan mijn boek over fibromyalgie weer opgepakt.
Wat viel het tegen.
Een andere manier van schrijven.
Niet meer per onderwerp, zodat het veel op een leerboek ging lijken, maar nu als levensverhaal.
Wat is het toch lastig om een verhaal duidelijk op te schrijven.

Ik wil de elementen erin die voor mij belangrijk zijn en die ook – in mijn ogen – belangrijk zijn voor het verhaal. Tegelijk wil ik er rekening mee houden dat het verhaal ook voor een ander begrijpelijk is. Dingen die voor mij vanzelfsprekend zijn of waarvan ik de geschiedenis weet, zijn voor anderen mogelijk helemaal niet vanzelfsprekend of duidelijk.
Verder wil ik er een boeiend verhaal van maken, dat leuk is om te lezen en dat ook uitnodigt om verder te lezen. Sommige elementen zijn dan helemaal niet interessant, bijvoorbeeld hoe precies de doorverwijzing ging naar een revalidatiecentrum. Het feit dat ik ben doorverwezen is genoeg. En hoe dat dan precies gegaan is, dat wil misschien een kleine groep weten, maar voor het overgrote deel is dat niet boeiend.
Al deze dingen heb ik geleerd in de cursus en ik ben echt blij dat ik de cursus heb gedaan. Ik denk dat ik met mijn nieuwe kennis meer in staat ben om een boeiend, aangrijpend boek te lezen. Het zou tenslotte wel leuk zijn als mijn boek ook uitgegeven, gekocht én gelezen zou worden.

Vorige week was het schrijven nog echt een worsteling. Ik had me voorgenomen om drie ochtenden te schrijven. Maar omdat het zo moeizaam liep en ik hierdoor kramp in mijn handen kreeg (toch al mijn zwakke plek), besloot ik om het na twee keer genoeg te vinden en deze week weer met nieuwe moed verder te gaan.
Dit bleek een goede keus. Het schrijven gaat deze week veel vlotter.
Na anderhalf uur schrijven stop ik. Ik merk dat mijn gedachten dan te veel gaan wegzweven. Maar gisteren heb ik twee keer geschreven en vanochtend ook alweer anderhalf uur. Misschien, wanneer ik zin heb, ga ik vanmiddag nog even schrijven.
Wel heb mezelf toegezegd dat wanneer ik twee dagen in de week schrijf (en dat is dan minimaal zo’n anderhalf uur per dag) dit voldoende is. Wil ik meer, dan is het goed, maar het hoeft niet. Op die manier hoop ik het leuk te houden. Het is tenslotte geen moeten.
Bovendien kom ik zo ook aan andere dingen toe.

Op 22 juni is er een bijeenkomst met oud-cursisten, samen met de docente van de cursus “Boek schrijven”. Zij is zelf schrijfster en haar boeken verkopen redelijk tot goed. Voor die bijeenkomst kan ik inleveren wat ik tot dan toe heb geschreven. Ik ben heel benieuwd naar het commentaar dat ik van haar krijg op mijn werk. Zelf denk ik dat ik nu al een stuk beter schrijf dan het eerdere werk dat ik bij haar heb ingeleverd. Nu maar hopen dat zij dat ook vindt.

Voorlopig blijf ik iedere week schrijven en wie weet . . .
(. . . ligt over een tijdje mijn boek in de winkel en kunnen jullie het lezen.)

Liefs, Esther

maandag 9 mei 2011

Vanaf morgen . . .

Vanaf morgen ga ik het schrijven weer oppakken.
Voor wie het gemist heeft: ik wil een boek schrijven over fibromyalgie. Ik heb zelf deze aandoening sinds drie jaar. Door alle klachten die erbij horen heb ik veel aangepast in mijn leven. De grootste aanpassing is dat ik nu bewuster leef en meer in het moment leef. Door dit alles is mijn leven eigenlijk fijner, volwaardiger, gelukkiger geworden. Ik wil mijn ervaringen graag vastleggen, omdat ik denk dat anderen hier wat aan hebben.

Onlangs heb ik een cursus boek schrijven gevolgd. De docente is heel kritisch en heeft ook een hoofdstuk, dat ik al geschreven had, nagekeken. Ik heb veel punten gekregen die ik beter anders kan doen. Ik ben het eens met deze kritiekpunten, maar heb ze nog niet aangepakt.
De afgelopen maand heb ik namelijk gebruikt om klusjes weg te werken, zodat ik vanaf deze week weer de rust heb om regelmatig achter de laptop te zitten.

Morgen moet het er dus echt van komen. Na een ochtendwandeling om tot bezinning te komen start ik de laptop op, zet een pot thee en ga ervoor zitten. Ik heb geen idee of het me lukt mijn verhaal naar tevredenheid op te schrijven. Ik zie er ook wel wat tegenop. Ik heb ideeën in mijn hoofd met wat ik in het boek wil vertellen. Deze ideeën omzetten naar geschreven tekst blijkt toch nog niet zo makkelijk. Wat ik tot nu toe heb geschreven lijkt meer op een studieboek in combinatie met een wat saaie uiteenzetting van gebeurtenissen.
Het wordt zoeken naar een vorm die én mijn ervaringen bevat én de kennis die ik heb opgedaan en toegepast in mijn leven én dat ook nog leuk is om te lezen.

Een hele uitdaging.

Voor de cursus kreeg ik de opdracht om een spannend begin van een boek te schrijven. Een begin dat pakt en dat de lezer stimuleert om verder te lezen. In eerste instantie vond de docente mijn begin niets. Achteraf zei ze zelfs dat ze mij nog geen goed boek zag schrijven. Maar nadat ik de tekst opnieuw geschreven had naar aanleiding van haar commentaar, had ze bijna niets meer op de tekst aan te merken en is zij wel hoopvol dat het mij gaat lukken.

Aan dat begin houd ik mij vast en dat is ook het stuk waarop ik morgenochtend wil gaan verder bouwen en de dag erna en de dag daarna en volgende week en  . . . . .

Liefs, Esther