Sinds begin februari ben ik bezig met een cursus ‘boek schrijven’, in de verwachting dat ik hier veel van kan leren dat ik kan gebruiken bij het boek dat ik bezig ben te schrijven over mijn ervaringen met fibromyalgie. Tot nu is deze verwachting – gelukkig – ook uitgekomen.
Iedere les krijgen we een opdracht mee om thuis een stuk te schrijven naar aanleiding van de behandelde stof. De laatste les was de opdracht om een stuk te schrijven over geuren. In boeken wordt vaak geschreven vanuit de zintuigen zien en horen. Terwijl het heel leuk, afwisselen, verrassend kan zijn om ook eens vanuit ruiken, voelen of proeven te schrijven.
Het leek mij leuk om jullie mijn uitwerking van de opdracht te laten lezen. Bedenk wel dat de tekst, hoewel vooral op waarheid berust, ook enigszins geromantiseerd is.
Het is een zonnige lentedag en ik geniet van de zonnestralen op mijn gezicht, terwijl ik over een pad dwars door de weilanden wandel. In de verte hoor ik een tractor en niet veel later bereikt een weeïge, indringende geur mijn neus. Een fietser, die mij voorbij fietst, merkt op: “Wat stinkt het, hè?” De fietser is al buiten gehoorafstand voordat ik kan reageren. Hoe dan ook kan ik zijn opmerking niet beamen. Ik ruik de stank niet; de geur van mest brengt mij juist terug naar heerlijke vakanties in mijn kindertijd.
Ik heb vakantie en verblijf, samen met mijn moeder, bij mijn oom en tante. Zij wonen naast een boerderij, waar ome Bart werkt als boerenknecht en door dit werk, maar ook doordat ze zo dicht bij de boerderij wonen, staat het leven daar in nauw verband met de boerderij.
’s Ochtends vroeg gaat mijn oom al naar de boerderij om de koeien te melken. Wanneer hij terugkomt - met verse, nog warme melk - is de ontbijttafel gedekt. Op de plek van Ome Bart staat een diep bord met daarin twee beschuiten. Ome Bart giet er zelf de verse melk overheen. Ik kan me nog steeds herinneren welke geur hierbij vrij komt. De week geworden beschuiten in combinatie met de warme melk. Beiden ruiken zoet en versterken elkaar. Daarnaast ruik ik de ietwat kruidige, weeïge geur van de weke granen uit het beschuit.
Zelf drink ik een glas van de vers gemolken melk. Tante Bets haalde hier wel de bovenste laag - de room – vanaf, waar ze later slagroom van maakte. Ik moet er nu niet meer aan denken, maar toen genoot ik van de melk, die net wat dikker, zoeter en een stuk romiger is dan gewone melk. Het voelt ook anders in mijn mond dan gewone melk, juist omdat het dikker en romiger is. Ik laat de melk door mijn hele mond gaan voordat ik het inslik. Zo proef ik de smaak – onbewust - optimaal.
Later op de dag ga ik samen met tante Bets op de boerderij kijken. Er is een nest met poesjes geboren. In de stallen tussen het stro ligt het nestje verstopt. Wanneer we naar binnenlopen in de verder lege stal, ruik ik de balen stro die overal staan. Het is een warme, kruidige, ietwat zoete lucht die voor mij onmiskenbaar bij het boerenleven hoort.
De moederpoes laat ons bij haar kindjes kijken. Ze hebben net hun oogjes open en af en toe probeert er een kitten op te staan om zich even uit te rekken. Op die enkele beweging na is het een kluwen van lijfjes, kopjes en pootjes. Opnieuw komt er een zoete lucht in mijn neus, maar nu is het een zoetige dierenlucht, veroorzaakt door de warme poezenlijfjes.
Wanneer we de stal uitlopen, in gedachten nog bij dat schattige hoopje dier, dringt de geur van koeienmest in mijn neus. De boer is, samen met mijn oom, de weilanden aan het bemesten. In die tijd hoeft de gier nog niet geïnjecteerd te worden, rechtstreeks de grond in. Het mag nog uitgestrooid worden met een giermachine. De verdunde mest wordt als het ware gesproeid over de weilanden, waardoor vluchtige stoffen in de lucht belanden en hierin blijven rondzwerven. Ook de geur die hierbij vrij komt, hoort voor mij onmiskenbaar bij het boerenleven. Het is een geur die ver mijn neus indringt; het ruikt weeïg en scherp. Zodra ik bij het begin van een logeerpartij de straat richting mijn oom en tante in loop, dringt deze lucht al enigszins mijn neusgaten in en hoe dichter we bij hun huis komen, hoe duidelijker ik de mestgeur kan ruiken. Het is een geur die mij doet verheugen op de komende vakantiedagen. Het is een geur die mij nog steeds doet herinneren aan die heerlijke vakanties.
Inmiddels ben ik aan het eind van het pad gekomen en realiseer me dat ik de hele wandeling in gedachten heb doorgebracht.
Ik verwacht dat de docent zeker aanmerkingen zal hebben. Daar is zij een ervaren schrijfster voor en ik een beginneling. En van die aanmerkingen kan ik leren. Toch is natuurlijk wel leuk om van haar te horen dat er ook veel goede dingen in staan. Ik ben benieuwd wat ze ervan vindt, maar dat hoor ik over een aantal weken pas.
Groeten, Esther
Geen opmerkingen:
Een reactie posten