Afgelopen donderdag had ik schrijfcursus. Ik was heel benieuwd wat de “juf” vond van de tekst die ik had ingeleverd.
Zoals ik al eerder schreef, ben ik zelf tevreden met de vorm die ik gevonden heb en heb ik nu het gevoel dat ik mijn spreekwoordelijke ei kwijt kan. Deze manier van schrijven voegt mij zo goed dat ik al had bedacht dat ik hier sowieso mee door zou gaan. Wat de juf er ook van zegt. Desnoods zou het alleen een boek worden voor familie en vrienden.
Toen ik dit aan het begin van de avond vertelde, reageerde de juf – een ervaren schrijfster – meteen dat dat echt niet hoeft. Het was nu veel beter en ze zag het weer helemaal zitten. Yes!
Er zijn nog steeds stukken die ik anders kan doen en ik heb nog steeds de neiging om te veel te beschrijven in plaats van dialogen en actie, maar dit is veel minder dan eerst. En ook de juf vindt de door mij gevonden vorm goed voor het verhaal dat ik te vertellen heb.
Ik heb nog niet al haar aantekeningen bij mijn tekst doorgelezen. Dat wil ik vandaag of morgen gaan doen. Ik weet al wel dat ik de tekst om mag husselen. Halverwege de tekst zit namelijk een stuk dat een goede binnenkomer is. Echt een stuk om het boek mee te beginnen, omdat daarmee de lezer zich meteen in mijn situatie kan verplaatsen.
Dat husselen hoop ik deze week te gaan doen en ik zou ook graag verder willen schrijven.
Maar mijn lichaam zegt: ‘Ho, stop. Rustig aan doen.’
Hoe moeilijk ik dat ook vind, ik ga proberen naar mijn lijf te luisteren.
Deze week wordt een week met af en toe een beetje haken, regelmatig zitten met een boek, schoen- en sintcadeautjes regelen, suikervrije taartjes bakken voor in de vriezer (voor als we ergens op visite gaan, zoals komende zondag) en wie weet toch nog af en toe een stukje schrijven.
Tot volgende week.
Esther